Hij was de oudste zoon van Willem van Bree en Elisabeth van Meven, die rond 1620 zijn gehuwd. Zijn enige broer was Willem van Bree († 10 juli 1683), glasfabrikant in de stad, vanaf 1656. Dirck, gedoopt met de naam Theodorus, is geboren in Aken, maar werd poorter in 's-Hertogenbosch in 1645. Hij huwde datzelfde jaar Elisabeth van Niel, de dochter van een Bossche koopman. Dirck was toen ‘wijnkoper’. De schepenen vonden het best dat hij zich kwam vestigen in de stad, hoewel katholiek, vanwege de te verwachten bedrijvigheid die hij met zich zou meebrengen. In 1671 begon Dirck, samen met twee handelaren uit Gouda, een suikerraffinaderij op de Markt, in het huis De grote Engel (nu nummer 63-65). Van dit pand was Dirck in 1656 eigenaar geworden. Het stadsbestuur was er door de compagnons van overtuigd dat de vestiging in de stad de concurrentiepositie van ’s-Hertogenbosch zou versterken. Kooplieden uit Keulen, Aken, Luik en Maastricht kregen hun rietsuiker uit Holland, Zeeland en Antwerpen en die kwam niet altijd via Den Bosch. Vaak via de havens van Breda, Heusden en Nijmegen. Een eeuw lang floreerde het suikerbedrijf van Dirck en zijn opvolgers. Dirck en Elisabeth kregen eerst twee zoons en daarna een dochter. De oudste, Guilliëlmus-Xaverius (* 18 november 1656) huwde rond 1684 Anna Walt en zou het bedrijf overnemen. Van de tien kinderen die tussen 1685 en 1698 geboren werden, zette de oudste, Petrus Guilliëlmus de suikerraffinaderij voort. De tweede, Rutger-Ignatius, gedoopt op 27 juni 1659, studeerde in Leuven en huwde in 1694 de Antwerpse Ceciliana Jaegers. Hij vestigde zich in Amsterdam en ging in de internationale handel, met aangetrouwde familieleden als compagnons. Twee neefjes, zonen van Willem van Bree en Anna Walt, zouden zich ook in de hoofdstad installeren. Dat waren Johannes Hermanus (25 september 1689 geboren in ’s-Hertogenbosch en overleden in Mechelen in 1776) en Johannes-Petrus (* 17 augustus 1695 in ’s-Hertogenbosch en net als zijn broer zeker in 1736 woonachtig in Amsterdam). Het derde kind, Wilhemina (=Guilliëlma) Elisabeth huwde een wijnkoper, Jacobus Minten. De twee zoons van Dirck werden bankiers, ze gingen in de geldhandel. Via hen werd bijvoorbeeld oorlogsbelasting overgemaakt van de Meierij naar Frankrijk. (De Van Bree’s kozen partij voor de Fransen, kwaad als ze waren om het feit dat Den Haag toeliet dat weeskinderen van katholieke ouders werden opgevoed in een protestants weeshuis en er geen rooms weeshuis mocht worden gesticht). In 1708 ging het daarbij om het enorme bedrag van 800.000 gulden, waarvan de courtage à minstens 8% naar de Van Bree’s ging.1 De genoemde zoons van Dirck, geldhandelaren, kochten in 1695 voor 50.000 gulden een deel van het ‘Huis van Zevenbergen’ in de Keizerstraat. Het bleef tot 1778 in handen van de familie. Dan woont Theodora de Laure in een deel van het Hof, de douairiëre van Pieter van Bree, kleinzoon van Dirck. Ze herinnert zich een wens van haar schoonfamilie en … draagt haar deel van het huis voor een luttel bedrag van 10.000 gulden over aan de ‘Regenten van het Roomsch Arm-Weeshuys’. Toch nog gerechtigheid, zal ze gedacht hebben. In 1783 wordt het weeshuis geopend. In welk jaar Dirck in Aken is geboren (rond 1622) en wanneer hij in ’s-Hertogenbosch is overleden is me niet bekend. Het testament van wijlen Dirck van Bree en Elisabeth van Riele (!) werd door de kinderen op 18 mei 1685 geaccepteerd: ‘approbatie van de erfdeling van goederen.’ |
V.A.M. Beermann, Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch van 1648 tot 1672 (1946) 162
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 68